e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanaken

Overzicht

Gevonden: 2852
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huiveren beven: bēͅvə (Lanaken, ... ), bibberen: bibbərə (Lanaken, ... ), griezelen: griezelen (Lanaken, ... ), rijderen: reijərə (Lanaken, ... ) Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2
huurhuis gehuurd huis: geheurd hoes (Lanaken), huishuur: hūshø͂ͅr (Lanaken), huurhuis: hø͂ͅrhūs (Lanaken) huurhuis [ZND 27 (1938)] III-2-1
huurpenning meepenning: mêêpénning (Lanaken) Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)] III-3-1
iemand uitschelden kekelen: plat  zich kēͅkələ (Lanaken), schelden: sjellə (Lanaken), uitpoetsen: oetpotsen (Lanaken) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-1-4
iemands overlijden aanzeggen te lijke bidden: znd 32, 71;  de lieke bijen (Lanaken), te lieke beien (Lanaken) de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] III-2-2
ijken ijken: də gəwichtə ēkə (Lanaken), ijkə (Lanaken), ɛ.jkǝ (Lanaken) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] || De gewichten van de bascule ijken. Dit geschiedde jaarlijks door een overheidsfunctionaris. [Coe 262; Grof 287] II-3, III-3-1
ijs kappen (ijs) kappen: kapǝ (Lanaken) Het ijs rond het molenrad wegkappen. [Jan 95; Coe 78; Grof 96] II-3
ijsbaan kei: kêj (Lanaken) Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)] III-3-2
ijsnagels ijsnagelen: ī.snē̜.gǝl (Lanaken) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijskegel: īskijgəl (Lanaken), ijspegel: iespiegel (Lanaken), ijspiel: iespeel (Lanaken), ispelə (Lanaken) ijskegel [ZND 36 (1941)] III-4-4