21548 |
openbare verkoop |
hoging:
huging (P171p Landen),
koopdag:
koeepdag (P171p Landen),
verkoop:
verkoep (P171p Landen)
|
Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
ophopen:
ǫphupǝ (P171p Landen)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
22737 |
orgel |
orgel:
olger (P171p Landen)
|
Orgel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
30887 |
pek |
hars:
hast (P171p Landen),
pek:
pɛk (P171p Landen)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
harstedraad:
astǝndrōt (P171p Landen),
pekdraad:
pɛkdrǫwt (P171p Landen),
pikdraad:
pekdrǭt (P171p Landen)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
21415 |
pennenhouder |
pennenschacht:
penneschach (P171p Landen),
pennensteel:
pennesteel (P171p Landen),
pennenstok:
pennestok (P171p Landen)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
21601 |
persoon die zijn belofte niet houdt |
man zonder woord (pers.):
e man zonder woord (P171p Landen),
woordroffer (pers.):
woodroeffer (P171p Landen)
|
hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
22424 |
pijl |
pijl:
peil (P171p Landen)
|
Pijl. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19470 |
plafond |
plafond:
blafǫn (P171p Landen)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|
29010 |
plooi |
plooi:
ploj (P171p Landen)
|
Elk van de rimpels of golfachtige vormen die in een weefsel ontstaan, wanneer zij op korte afstanden in tegengestelde richting omgeslagen worden. Zie voor diverse soorten plooien afb. 45. [N 62, 12c; N 62, 12b; L 40, 50; Gi 1.IV, 35; MW; monogr.]
II-7
|