e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L422p plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hok opbinden binden: bęnjǝ (Lanklaar) Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.] I-4
holenduif woudduif: Frings; half lang als lang omgespeld  woͅu̯ddou̯f (Lanklaar) holenduif (33 lijkt op een blauwe postduif, maar zonder witte stuit; broedt in holle bomen en de laatste tijd ook in stadstorens en muurgaten; roep [hoe-ò, hoe-ò, hoe, hoe] [N 09 (1961)] III-4-1
holle boor holboor: holboor (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) Holle boorstang. Deze biedt de mogelijkheid om nat te boren. [N 95, 803; monogr.] II-5
homp, brok, klont klot: klot (Lanklaar), kluit: kluut (Lanklaar) kluit [ZND 01 (1922)] III-4-4
hond hond: hoend (Lanklaar, ... ), hunt (Lanklaar), o.nt (Lanklaar), oend (Lanklaar), oĕnd (Lanklaar), oͅnt (Lanklaar) hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND m], [ZND m] III-2-1
hondenhok hondskooi: hoͅntskuəi̯ (Lanklaar) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honderd frank honderd frank: ps. omgespeld volgens Frings.  hōͅndərt frang (Lanklaar) 100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
honger hebben honger hebben: hoŋər øbə (Lanklaar) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
honing honig: honig (Lanklaar), honing: hōǝneŋ (Lanklaar), ō.neŋ (Lanklaar), ūǝnǝŋ (Lanklaar) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pers: pēę.š (Lanklaar) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6