17570 |
hoofd |
hoofd:
huid (L422p Lanklaar),
kop:
kop (L422p Lanklaar),
koͅp (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
een kop [ZND A1 (1940sq)] || hoofd [N 10b (1961)], [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bol:
boͅl (L422p Lanklaar),
kiebus:
kūə:bəs (L422p Lanklaar),
suts:
sūə:ts (L422p Lanklaar)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
28175 |
hoofd ventilator |
arex-ventilator:
arex-ventilator (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.]
II-5
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
dikke balken:
dekǝ bɛ.lǝk (L422p Lanklaar)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
kraan:
krāǝn (L422p Lanklaar)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
kopdoek:
kopdook (L422p Lanklaar),
kopplaggetje:
kopplekskə (L422p Lanklaar),
plag:
pla.k (L422p Lanklaar),
plak (L422p Lanklaar)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek [ZND 01 (1922)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
I-4, III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
øͅytfleͅi.s (L422p Lanklaar),
kipkap:
kipkap (L422p Lanklaar)
|
gehakt vlees (speciaal van het hoofd van varkens) [ZND B2 (1940sq)] || hoofdkaas [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
begijnenkap:
bəginəkap (L422p Lanklaar)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdpeluw:
høͅi̯tpø̄leŋ (L422p Lanklaar),
kussen:
køͅsə (L422p Lanklaar)
|
hoofdkussen [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koppien (L422p Lanklaar)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|