e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofd hoofd: huid (Lanklaar), kop: kop (Lanklaar), koͅp (Lanklaar, ... ) een kop [ZND A1 (1940sq)] || hoofd [N 10b (1961)], [ZND 01 (1922)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bol: boͅl (Lanklaar), kiebus: kūə:bəs (Lanklaar), suts: sūə:ts (Lanklaar) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofd ventilator arex-ventilator: arex-ventilator (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]) De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.] II-5
hoofdbalken van de eg dikke balken: dekǝ bɛ.lǝk (Lanklaar) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofdbord kraan: krāǝn (Lanklaar) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek kopdoek: kopdook (Lanklaar), kopplaggetje: kopplekskə (Lanklaar), plag: pla.k (Lanklaar), plak (Lanklaar) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek [ZND 01 (1922)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] I-4, III-1-3
hoofdkaas hoofdvlees: øͅytfleͅi.s (Lanklaar), kipkap: kipkap (Lanklaar) gehakt vlees (speciaal van het hoofd van varkens) [ZND B2 (1940sq)] || hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen begijnenkap: bəginəkap (Lanklaar) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen hoofdpeluw: høͅi̯tpø&#x0304leŋ (Lanklaar), kussen: køͅsə (Lanklaar) hoofdkussen [ZND 01 (1922)] III-2-1
hoofdpijn koppijn: koppien (Lanklaar) ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2