27784 |
steengang |
bouveau:
bǝvō (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
)
|
De term steengang wordt in de Belgische mijnen gebruikt voor iedere gang die door het gesteente wordt aangelegd: "In Belgisch-Limburg zegt men "steengang" voor al de tunnels doorheen de steenrots gegraven" (Defoin pag. 29). In de Nederlandse mijnen maakt men een onderscheid tussen steengangen en steengalerijen. Een steengang is een mijngang in het gesteente, die dwars op de strijkrichting van de koollagen wordt gedreven. De koollagen worden door een steengang dus doorsneden. Een steengalerij daarentegen loopt evenwijdig aan de strijkrichting van de koollagen (zie ook het lemma Steengalerij): "In Nederlands-Limburg slaan de termen "gang" en "galerij" niet op de steenrots of op de kolenlaag, maar wel op de al dan niet haakse richting ten opzichte van de steenbanken, zodat men er steengangen en steengalerijen heeft" (Defoin pag. 29). [N 95, 180; N 95, 795; N 95, 372; monogr.; Vwo 298; Vwo 335; Vwo 735; Vwo 791]
II-5
|
27785 |
steengang met betonnen ondersteuning |
blokkenbouveau:
blǫkǝnbǝvō (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Steengang met een ondersteuning vervaardigd uit betonblokken. [N 95, 342; N 95, 794; N 95, 289; Vwo 142]
II-5
|
27786 |
steengang met houten of ijzeren ondersteuning |
kadersbouveau:
kādǝrsbǝvō (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Steengang die met houten of ijzeren steunelementen wordt ondersteund. [Vwo 403; N 95, 289]
II-5
|
27788 |
steenganghouwer |
bouveleur:
buvlø̄r (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Houwer die in het gesteente werkzaam is. Hij drijft daar niet alleen de steengangen, maar bijvoorbeeld ook pompenkamers en laadplaatsen. [N 95, 793; N 95, 927; Vwo 73; Vwo 183; Vwo 736; Vwo 740; monogr.]
II-5
|
28206 |
steengruis |
gruis:
gruis (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Steen in verbrijzelde, verbrokkelde toestand. [N 95, 549; N 95, 795]
II-5
|
27773 |
steenkoker |
houten kast:
houten kast (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Gedeelte van een opbraak dat met behulp van halfhouten wordt bekleed en dat wordt gebruikt voor het verzamelen van de losgeschoten en losgehakte stenen. Volgens de invuller uit Q 15 was dit gedeelte van de opbraak geheel gevuld met stenen. Als er geschoten was, werd een gedeelte van de stenen "uit de steenkast getrokken", dus in wagens geladen. Maar de steenkast bleef toch gevuld en was dan de werkvloer vanwaar men weer 2 à 3 meter omhoog werkte. [N 95, 837; monogr.]
II-5
|
19637 |
steenkool |
kolen:
kole (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
kooële (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
kool:
kool (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
[N 95, 455; monogr.; Vwo 430; Vwo 439; Vwo 737; Vwo 738]steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
II-5, III-2-1
|
28398 |
steenkoolbriketten |
briketten:
briketten (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei]),
eitjes:
ęjkǝs (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Met of zonder bijvoeging van bindmiddelen (pek) en met behulp van druk en temperatuur uit fijnkool vervaardigde, brandbare produkten in de vorm van langwerpige blokken of eieren. De opgave "onnoten" (Q 21), uitgesproken ǫnnø̄tǝ, was een spottende benaming voor eierkolen omdat de term leek op het rond Q 21 gebruikelijke woord voor viezerik ("onnut"). Deze woordspeling was volgens de zegsman ontstaan als combinatie uit het feit dat men op de Oranje-Nassaumijnen voornamelijk eierkolen fabriceerde en bovendien, dat wanneer men veel eierkolen stookte, de schoorsteen vervuild raakte. Het woordtype "kebo" (K 361) is waarschijnlijk een samentrekking van "Kempense boontjes". [N 95, 470; N 95A, 1; monogr.; N 95, 16 add.; N 95, 467; N 95, 456]
II-5
|
27518 |
steenkoolmijn |
put:
pø̄ǝt (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei]),
pø̜t (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
De algemene benaming voor een steenkoolmijn. De Kempense mijnarbeiders gebruiken zelden het woord kolenmijn. Meestal zeggen ze koolput of put, omdat de toegangen tot de ondergrondse werken, nl. de schachten, echte putten zijn (Defoin pag. 14). [N 95, 1; monogr.; Vwo 228; Vwo 429; Vwo 434; Vwo 443; Vwo 511]
II-5
|
27649 |
steenpuist |
steenzweer:
steenzweer (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Als gevolg van veel kruipen in lage pijlers konden steenpuisten ontstaan. [N 95, 958]
II-5
|