e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vregelpaal naald: nǭlt (Lanklaar), wringelpaal: vreŋǝlpǭǝl (Lanklaar) In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.] I-3
vregelstok vregelstek: vręi̯ǝlstęk (Lanklaar) De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3
vriesweer droog (weer): dry(3)̄g wēͅr (Lanklaar), gevroor: gëvruuër (Lanklaar), koud (weer): koͅut wēͅr (Lanklaar), vriesweer: vreeswèèr  vrés weͅər (Lanklaar) vorst (vriesweer) [ZND 08 (1925)] || vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx vriezen: ət vryst (Lanklaar), vreze  vrézə (Lanklaar) vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vroedvrouw wijsvrouw: wiesfrouw (Lanklaar), wijsfrouw (Lanklaar), wīsvroͅw (Lanklaar) vroedvrouw [ZND 08 (1925)], [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
vroegmis vroegmis: de vreumes (Lanklaar) Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] III-3-3
vrouw vrouw: dij vrow (Lanklaar), vrouw (Lanklaar, ... ), vroͅuw (Lanklaar), wijf: wīf (Lanklaar) die vrouw [ZND A2 (1940sq)] || vrouw [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] III-3-1
vrouwelijk dier moer: hond, konijn, kat, muis, rat  mōr (Lanklaar) wijfje [ZND m] III-4-2
vrouwelijk geslachtsdeel fluit: Schertsend.  fluit (Lanklaar), kut: Gemeen.  kut (Lanklaar), prut: prut (Lanklaar) [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk jong van de geit geit: gęi̯t (Lanklaar), germ: germ (Lanklaar) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12