e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit van het ei wit: wet (Lanklaar) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
wit zand, stooizand wit zand: wet ˃zant (Lanklaar), zavel: zāəvəl (Lanklaar) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witte aalbes witte wiemerten: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  witte wiemért (Lanklaar) witte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
witte kaas, wrongel fluitjeskaas: flø͂ͅi̯tjəskīs (Lanklaar) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte kool kabots: kəbots (Lanklaar), wit moes: wet mōs (Lanklaar), witte kabotskool: witte kabotskuul (Lanklaar) [Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] I-7
witte kwikstaart koeheerdje: koohèurtje (Lanklaar), Frings; half lang als lang omgespeld  kōɛ̄rtjə (Lanklaar) kwikstaart [ZND 01 (1922)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
witte vlekken witte plekken: wetǝ plɛk (Lanklaar) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
wittebrood weg: weͅk (Lanklaar) wit brood [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
woede gift: guf (Lanklaar) gift (woede) [ZND 01 (1922)] III-1-4
woelen schravelen: sjravelen (Lanklaar) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] III-1-2