e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
engel engel: eine engel twie engelen (Lanklaar) Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)] III-3-3
engelse sleutel engelse sleutel: engelse sleutel (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759] II-5
engerling, larve van de meikever made: maai (Lanklaar) engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)] III-4-2
enkel enkel: eŋkəl (Lanklaar, ... ), ènkël (Lanklaar) enkel [ZND 01 (1922)] || enkel (subst) [ZND m] || mijn enkel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
enten enten: èntə (Lanklaar), griffelen: griffelen (Lanklaar) [ZND 01 (1922)] [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux borduurwerk: bordø̄rwɛrk (Lanklaar) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): ein onveloppe (Lanklaar) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie ziekte die besmettelijk is: besmettelijk (Lanklaar) Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)] III-1-2
er wordt geschoten oppassen: oppassen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]) Waarschuwende uitroep vóór het ontsteken van een schietlading. [N 95, 425; monogr.] II-5
erf binnenkoer: benəkūr (Lanklaar), geleg: gleͅx (Lanklaar), gəleͅi̯x (Lanklaar), hof: hōf (Lanklaar) I-7