21006 |
prei |
poor:
pūoͅr (Q240p Lauw)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
pre.is (Q240p Lauw)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
18221 |
pronken |
stoefen:
stoefen (Q240p Lauw)
|
Pronken, prijken. In het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [stoefen, spiegelen, stansen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20456 |
prostituée |
hoer:
hoer (Q240p Lauw)
|
prostituée, publieke vrouw [hoer, lichtvink, deerne, blaar] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18403 |
pruik |
pruik:
pruk (Q240p Lauw)
|
Pruik. Kunstmatig vervaardigde haarbedekking, valse haardos [pruik, calotte, toupet] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20311 |
puber |
jong:
jeuŋk (Q240p Lauw)
|
iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
18110 |
puistjes |
brobbels:
broebels (Q240p Lauw)
|
Puistjes (bobbels, broebels, bulten). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
bek:
bęk (Q240p Lauw)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
17594 |
pupil |
pupil:
pupil (Q240p Lauw)
|
Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt (pupil, kijker, oogappel). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
27904 |
raam |
venster:
vinstǝr (Q240p Lauw
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|