e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

Gevonden: 1668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keel, strot strot: stru.əd (Lauw) strot [RND] III-1-1
keelgat strot: strout (Lauw) Keelgat (keelkoet, keelluik, strot). [N 109 (2001)] III-1-1
keelpijn keelpijn: kɛ.əlpae.n (Lauw) keelpijn [RND] III-1-2
keerstrook, wendakker voordeleind: vi̯ō.lǝnt (Lauw) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
kegels (mv.) kegelen: bɛ də ke.gələ jű.nt ni.mɛ gəspe.lt (Lauw), mɛ də ke.gələ jű.nt ni.mɛ gəspe.lt (Lauw) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder keller: ki̯olər (Lauw) kelder [RND] III-2-1
kerel gast: forsigə gas (Lauw), kadee: kade. (Lauw) Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND] III-3-1
keren draaien: drā (Lauw) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerkklok klok: klepel van de klok (Lauw) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kermis kermis: ke.rəməs (Lauw), kERemes (Lauw) kermis [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2