e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

Gevonden: 3307
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bankschroefspil bankvijs: baŋk˱vē̜s (Leopoldsburg) De van schroefdraad voorziene spil die de lip van de bankschroef met het werkbankblad verbindt en die met behulp van een zwengel los- en vastgedraaid kan worden. [N 53, 208l] II-12
barensweeën ween: weejə (Leopoldsburg) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
baret baret (<fr.): Beret.  berē(t) (Leopoldsburg) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barrevoets barrevoets: bɛrəvuts (Leopoldsburg) blootvoets [RND] III-1-3
bazige vrouw element: element (Leopoldsburg) een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)] III-1-4
bed bed: be̝ͅt (Leopoldsburg) bed [RND] III-2-1
beddenhemel hemel: heeməl (Leopoldsburg) Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)] III-2-1
beddenlaken beddenlaken: beͅdəlākə (Leopoldsburg) Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)] III-2-1
bedekt een onaangenaamheid zeggen schimp (zn.): schimp (Leopoldsburg), steken: steken (Leopoldsburg) iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)] III-3-1
bedelaar bedelaar: bedelaar (Leopoldsburg) de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)] III-3-1