e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mouw gezwel: gezwɛl (Leopoldsburg), mouw: māf, māfkə (Leopoldsburg), twieë maawen (Leopoldsburg), twīə māəvə (Leopoldsburg) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] I-9, III-1-3
mouw met kanten plooisel frulletjesmouw: frullekensmouw (Leopoldsburg) mouw met kanten plooisel [lobmouw] [N 23 (1964)] III-1-3
mouwschort voorschoot: vöschoeət (Leopoldsburg), vəsXuət (Leopoldsburg) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
muilkorf voor kalveren muilkorf: malkørǝf (Leopoldsburg) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muiltje muiltje: mölkes (Leopoldsburg), məlkəs (Leopoldsburg) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis van de hand palm: pal (Leopoldsburg) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: moejzə (Leopoldsburg) de katten muizen [ZND 31 (1939)] III-2-1
mulle grond molle grond: mǫlǝ grǫnt (Leopoldsburg) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muts: algemeen pots: poͅts (Leopoldsburg) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] III-1-3
mutsaard, houtmijt houtmijt: hatmeͅt (Leopoldsburg), muts: ps. omgespeld volgens Frings. Opm. v.d. invuller: (v. [\\, -k\\/-\\].  ən møts* (Leopoldsburg), mutsermijt: møtsərmeͅt (Leopoldsburg) houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)] I-7