17655 |
rib |
rib:
rep (K317p Leopoldsburg)
|
rib, ribben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32583 |
riek, mestriek |
riek:
rik (K317p Leopoldsburg
[(vier of vijf)]
)
|
Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18546 |
rijbroek |
culotte (fr.):
culotte (K317p Leopoldsburg),
Rijbroek
culotte (K317p Leopoldsburg)
|
culot, in de betekenis van soort broek; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21130 |
rijden |
rijden:
rae.jə (K317p Leopoldsburg),
rijden (K317p Leopoldsburg)
|
rijden [ZND A2 (1940sq)] || zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18358 |
rijglaars |
vliegerbot:
vliegerbot (K317p Leopoldsburg),
vlīgərboͅt (K317p Leopoldsburg)
|
laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21269 |
rijkdom |
goed:
gut (K317p Leopoldsburg)
|
rijkdom [RND]
III-3-1
|
21597 |
rijke lieden |
rijke mensen:
rijke minsə (K317p Leopoldsburg)
|
Rijke lieden [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
21476 |
rijksveldwachter |
champetter (<fr.):
champetter (K317p Leopoldsburg)
|
een agent van de rijksveldwacht [die zorgt voor de handhaving van de orde op het platteland] [rijks, schabeletter, champetter, pandoer, garde, vörster] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21474 |
rijkswachter |
gendarme (fr.):
gendarm (K317p Leopoldsburg)
|
een lid van het militaire politiekorps [gendarm, harenmutsel, pakkeman, marechaus-see, massee] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20816 |
rijp |
rijp:
rèèp (K317p Leopoldsburg)
|
rijp [RND]
III-2-3
|