18883 |
aanhoudend klagen |
klagen:
klagen (K317p Leopoldsburg)
|
aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25243 |
aanhoudend regenen |
blokjes regenen:
bloskes regenen.
bloͅskəs règənə (K317p Leopoldsburg)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21847 |
aanhoudend vragen |
zagen:
zagen (K317p Leopoldsburg, ...
K317p Leopoldsburg)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21707 |
aankondigingskastje |
kastje:
kaske (K317p Leopoldsburg)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34182 |
aanmelken |
stropen:
struǝpǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
21488 |
aanranden |
aanpakken:
ā[ə}npa[o}keͅ (K317p Leopoldsburg),
overvallen:
overvalleͅ (K317p Leopoldsburg)
|
aanranden [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21872 |
aanrekenen |
manen:
Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.
manen (K317p Leopoldsburg)
|
betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18887 |
aanstaan |
aanstaan:
aanstaan (K317p Leopoldsburg)
|
behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
ǭnstirǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
18970 |
aanstoot geven |
ergeren:
ergeren (K317p Leopoldsburg)
|
mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|