34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
melkschaap:
mɛlksxǭp (K317p Leopoldsburg),
schaap:
schaap (K317p Leopoldsburg)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zog:
zux (K317p Leopoldsburg)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20124 |
vrouwelijke kat |
kattin:
katinə (K317p Leopoldsburg),
kāətin (K317p Leopoldsburg)
|
vrouwelijke kat [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwenkleren:
vrouwenkleren (K317p Leopoldsburg)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
øm (K317p Leopoldsburg)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33681 |
vruchtbare grond |
goede grond:
gui̯ǝ grǫnt (K317p Leopoldsburg)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
21584 |
vruchtgebruik |
vruchtgebruik:
vruchtgebruik (K317p Leopoldsburg)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17658 |
vuist |
vuist:
veist (K317p Leopoldsburg)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22342 |
vuistslag op de rug |
slag:
slag (K317p Leopoldsburg),
tik:
werkwoord: tekken
tɛk (K317p Leopoldsburg)
|
Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] || Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
tang:
taŋ (K317p Leopoldsburg)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|