e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

Gevonden: 3307
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druiventros druiventros: druiəjvətroͅs (Leopoldsburg, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)] I-7
druk heen en weer lopen rondredderen: i.e. rontriddere.  roͅntredərə (Leopoldsburg) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druk praten tateren: tateren (Leopoldsburg) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukblok bandgeleider: bant˲gǝlęjǝr (Leopoldsburg) Het blokvormige onderdeel van de bandschuurmachine dat de schuurband tegen het te schuren werkstuk drukt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149b] II-12
drukken ???: [sic]  durrəvə (Leopoldsburg) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukte maken druk doen: druk doen (Leopoldsburg) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] III-1-4
drukte, gedoe drukte: drukte (Leopoldsburg) een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] III-1-4
dubbel kruishout dubbel kruishout: døbǝl krø̜̄shāt (Leopoldsburg) Een kruishout met twee, onderling verstelbare kruishoutbenen die elk voorzien zijn van een kraspennetje. Het dubbel kruishout wordt gebruikt om snel evenwijdige lijnen op het hout te kunnen trekken. Zie ook afb. 102. [N 53, 191f; N G, 17b] II-12
dubbele toegangspoort van een gesloten erf inrijpoort: inrē̜ ̞pōrt (Leopoldsburg) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
duif (alg.) duif: d"f (Leopoldsburg), duiven houden} ... (Leopoldsburg), əŋ d"f (Leopoldsburg) Duivenhouden is een ... (iest dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)] || Een duif. [ZND A2 (1940sq)] III-3-2