21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
luisteren (K317p Leopoldsburg)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31696 |
een boom omhakken |
kappen:
kappen (K317p Leopoldsburg)
|
Een boom met behulp van een bijl omhakken. Zie ook het volgende lemma. [N 50, 10a; N 75, 113a; monogr.]
II-12
|
31698 |
een boom omzagen |
afzagen:
af˲zōgǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Een boom omzagen met behulp van een trek- of boomzaag. Zie ook dat lemma. [N 75, 115a]
II-12
|
20505 |
een borrel drinken |
nippen:
nippə (K317p Leopoldsburg)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
bereiden:
brɛ̄jə (K317p Leopoldsburg),
strijken:
periferie
strikə (K317p Leopoldsburg)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
schenken (K317p Leopoldsburg)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ai̯ (K317p Leopoldsburg),
āi̯ (K317p Leopoldsburg),
āǝi̯ (K317p Leopoldsburg),
ęi̯ (K317p Leopoldsburg),
eier:
ār (K317p Leopoldsburg)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
32747 |
een geerakker ploegen |
kortvoren:
voor de vraag of dit woordtype voor de volgende plaatsen beschouwd moet worden als werkwoord dan wel als meervoudig substantief zie men ook het vorige lemma
[kortvoren] (K317p Leopoldsburg)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
31848 |
een groef schaven |
ploegen:
plūgǝ (K317p Leopoldsburg)
|
In het algemeen met behulp van een ploegschaaf groeven aan planken schaven. Zie ook het lemma ɛploegenɛ in wld II.9, pag. 158.' [N 53, 95; monogr.]
II-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
yeͅrə (K317p Leopoldsburg)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|