e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

Gevonden: 3307

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afschrijfpunt schrijfnaald: sxrē̜fnølt (Leopoldsburg) Stalen stift met punt, soms met houten handvat, die wordt gebruikt om op het hout bewerkingslijnen af te schrijven. Zie ook afb. 98. [N 53, 183a] II-12
afschuinen chanfreinen: sǝfręjnǝ (Leopoldsburg), steken: dǝ sxø̜jnǝ kant stēkǝ (Leopoldsburg) De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld een plank, schuin afschaven. [N 53, 125a; monogr.] II-12
afschuining chanfrein: sxǫfręln (Leopoldsburg), šǝfręjn (Leopoldsburg), schuine kant: schuine kant (Leopoldsburg) De schuinte die ontstaat door de kant van een stuk hout te schaven. Zie ook afb. 52. Vgl. voor het woordtype vaas, dat werd opgegeven door de respondent uit Mechelen (Q 204a), ook wnt XVIII, kol. 632, s.v. vasche, ø̄reep, strookø̄. Wanneer twee stukken hout die elk aan de lange, smalle zijde van een afschuining zijn voorzien, tegen elkaar worden bevestigd, ontstaat een V-vormige uitsparing, die visbek wordt genoemd. [N 53, 125b; monogr.] II-12
aftekenen met behulp van een kruishout afschrijven: afsxrē̜vǝ (Leopoldsburg) Met behulp van het kruishout of het dubbel kruishout een stuk hout op breedte en/of dikte aftekenen, bijvoorbeeld wanneer dit geschaafd moet worden. Wanneer het kruishout met het blokje langs de rand van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de pin een evenwijdig aan die rand lopende lijn in het hout. [N 53, 197b-d; N G, 17c] II-12
aftekenmal model: mǫdęl (Leopoldsburg) Kartonnen of houten voorbeeld waarnaar iets, bijvoorbeeld een profiel, gemaakt wordt. De aftekenmal kan dus dienen als geleider bij het afschrijven en/of controleren van het profiel van een werkstuk. [N 53, 196a] II-12
aftroggelen afluizen: afluizen (Leopoldsburg) listig of met bedrog iets van iemand weten te krijgen [troggelen, aftroggelen, uitschillen, affoefelen, aftruifelen, aftisselen, afstrepen, affutselen, afzetten] [N 89 (1982)] III-3-1
aftuigen aftuigen: aftø̜̄gǝ (Leopoldsburg) Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b] I-10
afvallen van bladeren vallen: valən (Leopoldsburg) afvallen v. bladeren [ZND 32 (1939)] III-4-3
afwasborstel schrobbertje: schrobbərkə (Leopoldsburg) Borstel waarmee potten en pannen gereinigd worden (borstel, schrobbertje) [N 79 (1979)] III-2-1
afzetten bedotten: bedotten (Leopoldsburg) meer laten betalen dan een artikel waard is; te duur doen betalen [strepen, aankomen, strafelen, straffen, stropen, stroefen, scholpen, nijpen, afdrogen, overschatten] [N 89 (1982)] III-3-1