17687 |
luchtpijpen |
loospijpen:
lo-as: twee lettergrepen vlgs. de informant.
lo-aspiepe (L289b Leuken)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19619 |
lucifer |
zwegeltje:
zwegelkə (L289b Leuken)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
luî-j (L289b Leuken)
|
lui
III-1-4
|
18878 |
luid schreien |
beuken:
bäöke (L289b Leuken),
brullen:
brulle (L289b Leuken),
toeten:
toête (L289b Leuken),
zumpen:
zûmpe (L289b Leuken)
|
hard huilen || hevig huilen || luid huilen
III-1-4
|
20281 |
luiermand |
kindskorf:
kenskø̜rǝf (L289b Leuken),
kindskörf (L289b Leuken)
|
korf; Welke verschillende namen voor verschillende korven kent uw dialect? Geeft u een zo volledig mogelijke opsomming [N 20 (zj)] || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.]
II-12, III-2-2
|
19029 |
luilak |
bedpongel:
betpôngel (L289b Leuken),
lapzwans:
lapzwâns (L289b Leuken)
|
grote luierik, nietsnut || luilak
III-1-4
|
31583 |
lunsschijf |
schijf:
sxīf (L289b Leuken)
|
Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64]
II-11
|
20486 |
lusten |
lusten:
Lözjen ouch ¯ne appel Ze lözjet neet: ze blieft ¯t niet
löste (L289b Leuken)
|
lusten
III-2-3
|
17696 |
maag |
maag:
maach (L289b Leuken)
|
maag [maach, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32884 |
maaibalk |
messenbalk:
mɛsǝbalǝk (L289b Leuken)
|
De lange arm aan de maaimachine, voorzien van naar voren stekende driehoekige messen. Zie afbeelding 6, nummer 1. [N J, 1b; monogr.]
I-3
|