19930 |
melkzeef |
zijschotel:
zei̯sxuǝtǝl (L289b Leuken)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
meîne (L289b Leuken)
|
menen, denken, bedoelen
III-1-4
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
kruis:
krys (L289b Leuken)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
20222 |
mens |
mens:
zowel voor man als vrouw
mins (L289b Leuken)
|
mens
III-2-2
|
24212 |
merel |
smeerling:
smaerling (L289b Leuken)
|
merel
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L289b Leuken)
|
[N 10a (1961)]
III-1-1
|
30153 |
mergelblok |
mergelblok:
mɛrgǝlblǫk (L289b Leuken
[(idem)]
)
|
Mergel is zandsteen met leem en kalk als bindmiddel. Men onderscheidt mergelaarde en mergelsteen. De eerste soort wordt toegepast bij het vruchtbaarmaken van landbouwgrond. De laatstgenoemde wordt, in rechthoekige of vierkante blokken gezaagd, vooral in het zuiden van het onderzoeksgebied gebruikt bij de bouw van huizen of als sierlaag in baksteenmetselwerk. Mergelsteen kan met een mes zeer gemakkelijk bewerkt worden maar is toch tamelijk duurzaam omdat ze onder invloed van het weer vaster wordt. Een van de beste soorten is de Sibbersteen uit de groeven van Valkenburg. [N 30, 55b; N 30, 56; monogr.]
II-9
|
19533 |
mes voor pannenkoeken |
koekmes:
kōkmɛs (L289b Leuken)
|
niet scherp, plat, dun gebogen mes om pannenkoeken los te steken die een weinig aangebakken waren in de pan
III-2-1
|
32595 |
mest in de voor doen |
(mest) afdoen:
āf˱dōn (L289b Leuken)
|
Met een riek of een (gevorkte) stok de gespreide mest die op de "harde voor" ligt, in de pas geploegde voor schuiven of krabben: het werk van de "meststoker". [N P, 14; N 11A, 25; monogr.]
I-1
|