34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kuik, kuik:
kyk, kyk (L289b Leuken)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kys, kys, kys (L289b Leuken)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
21652 |
roeper |
uitroeper:
uutreuper (L289b Leuken)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19976 |
roepnaam van de hond |
zoek:
eieg.: roepnaam bij kinderen
soek (L289b Leuken)
|
hond
III-2-1
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
piet, piet:
pit, pit (L289b Leuken)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
met:
mɛt (L289b Leuken),
sik, sik:
sik, sik (L289b Leuken)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
24236 |
roerdomp |
rosdomp:
rosdoompf (L289b Leuken)
|
roerdomp
III-4-1
|
19606 |
roerzeef |
passe-vite:
pas˃vit (L289b Leuken)
|
roerzeef
III-2-1
|
19410 |
roet |
kruis:
krūs (L289b Leuken)
|
roet aan pan
III-2-1
|
19865 |
roet2 |
roet:
rōt (L289b Leuken)
|
roet
III-2-1
|