21377 |
stuiver |
knab:
knab (L289b Leuken),
soes:
zoes (L289b Leuken)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
stuk:
stø̜k (L289b Leuken)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
woeste grond:
wustǝ gront (L289b Leuken)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|
18929 |
stuntelen |
frotten:
frótte (L289b Leuken),
hampelen:
hâmpele (L289b Leuken),
martelen:
mertele (L289b Leuken),
troggelen:
truggele (L289b Leuken)
|
martelen, onhandig hard werken, stuntelen || onhandig werken || prutsen, stuntelig doen || sukkelen, treuzelen, niet opschieten met werk
III-1-4
|
20847 |
suiker |
suiker:
Verklw. sukkerke
sókker (L289b Leuken)
|
suiker
III-2-3
|
33230 |
suikerbiet |
suikerkroot:
sukǝrkrǫt (L289b Leuken)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
17735 |
suizen van de oren |
ruisen:
roese (L289b Leuken),
suizen:
zoese (L289b Leuken)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28954 |
suçon, suçonnaad |
suçonnaad:
sǝzøŋnǭt (L289b Leuken)
|
Insnijding of inneming om lijn in een stuk te krijgen. Puntnaad in het algemeen. [N 59, 94a; monogr.]
II-7
|
20772 |
taai-taai |
couque de dinant (fr.):
Vergelijk koek Dinant
koekdenang (L289b Leuken)
|
taai-taai
III-2-3
|
20745 |
taart |
taart:
Syst. WBD
taart (L289b Leuken)
|
Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|