21072 |
zuigen |
zuiken:
Sókkerpaek zoêke
zoêke (L289b Leuken)
|
zuigen
III-2-3
|
20518 |
zure haring |
ingelegde haring:
ingelagdje hieëring (L289b Leuken)
|
ingemaakte haring
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
zuur:
soor (L289b Leuken),
zoor (L289b Leuken)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
24882 |
zuring (alg.) |
surelle (fr.):
serel’ (L289b Leuken),
zuurloof:
zoorlouf (L289b Leuken)
|
zuring
III-4-3
|
20336 |
zuster |
zuster:
zöster (L289b Leuken)
|
zus
III-2-2
|
20960 |
zuur |
grel:
Te vreug geplökdje ougstappel smaake grel: te vroeg geplukte oogstappels smaken zuur
grel (L289b Leuken)
|
zuur
III-2-3
|
20626 |
zuurdeeg |
hevel:
hevel (L289b Leuken),
zuurdeeg:
zōrdē̜x (L289b Leuken),
zōrdęjx (L289b Leuken)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
25555 |
zuurdeeg maken |
hevel maken:
hēvǝl mākǝ (L289b Leuken),
zuurdeeg maken:
zōrdē̜x mākǝ (L289b Leuken)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
20541 |
zuurdesem |
desem:
deîsem (L289b Leuken),
hevel:
heevel (L289b Leuken),
D¯n hieëvel in ¯t broët neet vergaete
hieëvel (L289b Leuken),
zuurdeeg:
Syst. WBD
zoordeig (L289b Leuken),
zuurdesem:
zoordeîsem (L289b Leuken)
|
desem || zuur desem || Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] || zuurdesem
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
Met "moosschaave"fijngesneden witte kool die in speciale tonnen met zout wordt bestrooid en door gisting verzuurt, waardoor de speciale smaak ontstaat
zoôrmoos (L289b Leuken),
Syst. WBD
zoormoos (L289b Leuken)
|
zuurkool || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|