e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuigen zuiken: Sókkerpaek zoêke  zoêke (Leuken) zuigen III-2-3
zure haring ingelegde haring: ingelagdje hieëring (Leuken) ingemaakte haring III-2-3
zure oprisping zuur: soor (Leuken), zoor (Leuken) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuring (alg.) surelle (fr.): serel’ (Leuken), zuurloof: zoorlouf (Leuken) zuring III-4-3
zuster zuster: zöster (Leuken) zus III-2-2
zuur grel: Te vreug geplökdje ougstappel smaake grel: te vroeg geplukte oogstappels smaken zuur  grel (Leuken) zuur III-2-3
zuurdeeg hevel: hevel (Leuken), zuurdeeg: zōrdē̜x (Leuken), zōrdęjx (Leuken) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken hevel maken: hēvǝl mākǝ (Leuken), zuurdeeg maken: zōrdē̜x mākǝ (Leuken) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem desem: deîsem (Leuken), hevel: heevel (Leuken), D¯n hieëvel in ¯t broët neet vergaete  hieëvel (Leuken), zuurdeeg: Syst. WBD  zoordeig (Leuken), zuurdesem: zoordeîsem (Leuken) desem || zuur desem || Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] || zuurdesem III-2-3
zuurkool zuurmoes: Met "moosschaave"fijngesneden witte kool die in speciale tonnen met zout wordt bestrooid en door gisting verzuurt, waardoor de speciale smaak ontstaat  zoôrmoos (Leuken), Syst. WBD  zoormoos (Leuken) zuurkool || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3