20721 |
dun sneetje brood |
flatsje:
Syst. WBD
fletske (L289b Leuken)
|
Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19310 |
durven |
durven:
dörve (L289b Leuken)
|
durven
III-1-4
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
balk:
balǝk (L289b Leuken)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
dwarsbalkjes:
dwarsbɛlǝkskǝs (L289b Leuken)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19345 |
dwarsdrijver |
warsdrijver:
waersdriêver (L289b Leuken),
warskop:
waerskop (L289b Leuken)
|
dwarsdrijver || weerbarstig persoon
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dwɛ̄l (L289b Leuken)
|
dweil
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dwɛlə (L289b Leuken)
|
dweilen
III-2-1
|
33217 |
e. bijzondere rieken, naar het gebruiksdoel |
kleeriek:
klērik (L289b Leuken
[(met 3 tanden)]
)
|
[N 18, 24]
I-5
|
20394 |
echtgenoot |
baas:
baas (L289b Leuken),
mens:
mins (L289b Leuken)
|
baas, echtgenoot || echtgenoot
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikuûrke (L289b Leuken),
vlooienbok:
spottend, figuurlijk
vloeëjebók (L289b Leuken)
|
eekhoorntje
III-4-2
|