e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leuken

Overzicht

Gevonden: 2725
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geluk geluk: gelök (Leuken) geluk III-1-4
gemak gemak: gemaâk (Leuken) gemak III-1-4
gemakkelijk met het grootste gemak: met ’t groeëtste gemaâk (Leuken) zonder moeite III-1-4
gemalen en gezuiverd graan roggemeel: rǫgǝmē̜l (Leuken) Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80] II-1
gemalen, niet gezuiverd graan gebakte: gǝbē̜kdjǝ (Leuken) De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a] II-1
gemeen niksnutsiger: iemand die niets uitvoert  niksnötsəgər (Leuken) smerig, slecht, gemeen: Kent of kende men in uw dialect een woord onnut, ont, oent, onter, ontig, ontieg in de betekenis van ---? Voorbeeldzin? [DC 39 (1965)] III-1-4
gemene vrouw canaille (fr.): vgl. fr. canaille  kernaalie (Leuken), foek: foeëk (Leuken), tang: tang (Leuken), tooi: toeëj (Leuken), viool: fiejoeël (Leuken) boosaardige vrouw || garaffineerde vrouw, kwade vrouw || gemene vrouw,kanalje || kreng van een vrouw || kwaadaardige vrouw III-1-4
geraamte geraamte: gerèmptj (Leuken) geraamte [N 10a (1961)] III-1-1
gereed klaar: klaor (Leuken), vaardig: vieërig (Leuken) gereed || klaar III-1-4
geschifte steen gekloven steen: gǝklōvǝ stęjn (Leuken) Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.] II-8