20393 |
het huwelijk ontbinden |
vaneengaan:
vanéngaon (L211p Leunen)
|
scheiden
III-2-2
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdraaien:
āfdrɛjǝ (L211p Leunen)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32689 |
het land aftreden |
aftreden:
áftrę̄i̯ǝ (L211p Leunen)
|
Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.]
I-1
|
25378 |
het ruggemerg doorsnijden of -steken |
knikken:
knekǝn (L211p Leunen)
|
Het ruggemerg doorsnijden of -steken, opdat het dier sneller doodgaat. [N 29, 38; N 28, 6; monogr.]
II-1
|
25443 |
het vlees in stukken snijden |
afsteken:
āfstēkǝn (L211p Leunen),
uitereensnijden:
ytǝrēn snɛjǝn (L211p Leunen)
|
Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.]
II-1
|
25441 |
het vlees laten besterven |
versterven:
vǝrstɛrvǝn (L211p Leunen)
|
Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.]
II-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
aansteken:
ánstaeke (L211p Leunen),
Gillie het dat vuurke ángestòkt
ánstaeke (L211p Leunen),
aanstoken:
anstoke (L211p Leunen)
|
aansteken || aanstoken [SGV (1914)] || doen ontsteken/ vlam vatten
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
uit laten gaan:
de kachel uut laoten gaon (L211p Leunen),
uitdoen:
Ge mòt de lámp ientieds uutdo‰n
uutdoēn (L211p Leunen)
|
(uit)doven || doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hete bliksem:
hettenbliksem (L211p Leunen)
|
stamppot van aardappelen met peren of appelen
III-2-3
|
20404 |
heten |
heten:
haete (L211p Leunen),
hête (L211p Leunen)
|
heeten [SGV (1914)] || heten [DC 37 (1964)]
III-2-2
|