20524 |
homp brood |
homp:
hōmp (L211p Leunen)
|
homp
III-2-3
|
25062 |
homp, brok, klont |
klont:
klunt (L211p Leunen)
|
kluit [SGV (1914)]
III-4-4
|
19784 |
hond |
hond:
hoond (L211p Leunen, ...
L211p Leunen,
L211p Leunen),
as ge ovver d\'n hoond kómt, kòmde ok ovver de stárt: wanneer men iets aangaat moet men ook de gevolgen dragen Bekend staon as d\'n boonten hoond: in de omgeving bekend staan als persoon met verdacht gedrag D\'n hoond löpt de pieël òp: een jongen gaat het ouderlijk huis uit Ennen bángen hoond bláft mieër, asdat hij biet: van dreigen hoeft men niet veel te vrezen kòmmandieër òwwen hoond en bláft aeges: wel bevelen geven, maar zelf niets uitvoeren Twiwë kwoj heund biete mekaar nie: Boze mensen zijn het gauw met elkaar eens, wanneer zij zich tegen een derde keren Wie aens hoond hiet, hiet vort âltied hoond: wie eens een misstap begaan heeft, wordt hier altijd voor nagewezen Groeëte heund biete mekaar nie: grote heren sparen elkaar Dat is ennen hoond van \'n paerd , zaej de jòng en toen reej hij òp \'n kat: in het kleine toch het grootte zien
hoond (L211p Leunen)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondenhok:
hoondehok (L211p Leunen),
hondskooi:
hoondsköj (L211p Leunen)
|
hondehok || hondenhok
III-2-1
|
21043 |
honing |
honig:
honex (L211p Leunen)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (L211p Leunen)
|
hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
bomen:
bø̄ ̝ǝm (L211p Leunen)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
hoofd:
hȳǝt (L211p Leunen)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
20767 |
hoofdkaas |
persvlees:
paarsvlaes (L211p Leunen),
pársvlejs (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
meer
parsvleisch (L211p Leunen),
zult:
zult (L211p Leunen)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kafkussen:
kaafkusse (L211p Leunen),
kopkussen:
høͅtkøsə (L211p Leunen),
kopkusse (L211p Leunen)
|
hoofdkussen [SGV (1914)] || hoofdkussen gevuld met kort stro
III-2-1
|