e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
patrijs patrijs: petriēs (Leunen) patrijs III-4-1
paus paus: paus (Leunen) paus [SGV (1914)] III-3-3
pauzeren pozen: poeëze (Leunen) rusten, pauzeren III-1-4
peer, soorten bergamotpeer: fijne handpeer  baergamotpaer (Leunen), bommelpeer: bòmmelpaer (Leunen), juttepeer: juddepaer (Leunen), maagdenpeer: sappige peer met bruine schil  maagdepaer (Leunen), peer: paer (Leunen), suikerpeer: zoete ronde peersoort  soekerpeer (Leunen), wijnpeer: wienpaer (Leunen), winterklots: saint remy  winterklots (Leunen), wringpeer: vringpaer (Leunen) juttepeer || peer || peer, soort || stoofpeer || stoofpeer, soort || suikerpeer || wijnpeer I-7
peetoom peter: peter (Leunen) peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] III-2-2
peettante geul: gäöl (Leunen), vroeger  gèùl (Leunen), meter: maeter (Leunen), meter (Leunen) meter || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] III-2-2
pekel pekel: pēkǝl (Leunen), zoutwater: As ge wet, water vlaes ge ien de kuup het, kunde t zâltwater r nor make: wanneer men weet wat er gaat gebeuren, kan men passende maatregelen nemen  zâltwater (Leunen) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] || pekel II-1, III-2-3
pekelkuip spekkuip: spɛkȳp (Leunen) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penbalk pinbalk: penbalk (Leunen) De zware balk waar de pensteen op rust. Zie ook afb. 48. [N O, 29b; N O, 45c; A 42A, 89; A 42A, 17; monogr.] II-3
pensteen pinsteen: penstiǝn (Leunen) De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88] II-3