19057 |
raar, vreemd |
aardig:
areg (L211p Leunen),
raar:
raar (L211p Leunen),
ráár (L211p Leunen),
vreemd:
vrimd (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
vrimt (L211p Leunen)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || gek, ongewoon, vreemd, zonderling || raar [DC 02 (1932)] || raar, zonderling || vreemd, raar || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
raat:
rōt (L211p Leunen)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
raoje (L211p Leunen),
roaje (L211p Leunen)
|
raden (ww.) [SGV (1914)] || raden, gissen
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijs:
redies (L211p Leunen)
|
radijs
I-7
|
18167 |
rafel |
rafel:
raffels (L211p Leunen)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
riefele (L211p Leunen)
|
rafelen [SGV (1914)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spenəjēͅgər (L211p Leunen),
spinnejaeger (L211p Leunen)
|
raagbol [SGV (1914)] || ragebol
III-2-1
|
19433 |
ramen lappen |
afsponsen:
met de spons
āfspoͅnsə (L211p Leunen),
afwassen:
met de spons
āfwa͂sə (L211p Leunen),
afzemen:
áfzieëme (L211p Leunen),
zemen:
glazen, ruiten en glanzende oppervlakts droog wrijven met een zeemleren doek
zieëme (L211p Leunen),
met de zeem
zīəmə (L211p Leunen)
|
afzemen, met een zeem afdoen || ramen zemen [DC 15 (1947)] || zemen
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
remmel (L211p Leunen),
rammelaar:
remmeler (L211p Leunen)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)] || rammelaar, mann. haas of konijn
III-2-1
|
33578 |
rammenas |
snijdersspek:
sneejersspek (L211p Leunen)
|
rammenas
I-7
|