30111 |
schoorsteenpot |
pijp:
pip (L211p Leunen)
|
De buis die als afsluiting op het schoorsteenkanaal wordt geplaatst. Schoorsteenpotten zijn doorgaans uit klei gebakken en vervolgens uitwendig verglaasd. Soms wordt ook gebruik gemaakt van gresbuizen. [N 32, 27c; monogr.]
II-9
|
17648 |
schoot |
slip:
slup (L211p Leunen)
|
schoot [SGV (1914)]
III-1-1
|
26762 |
schop om vlikken of heiturf te steken |
vliegerd:
vlīgǝrt (L211p Leunen)
|
Schop met twee opstaande randen of vleugels aan de zijkant. Het blad is meestal hartvormig. [N 18, 13; I, 39; monogr.]
II-4
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
karschop:
karsxop (L211p Leunen)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
schoppen:
schöppe (L211p Leunen)
|
schoppen [SGV (1914)]
III-1-2
|
24492 |
schors (alg.) |
boomschaal:
boeëmschaal (L211p Leunen)
|
boombast
III-4-3
|
33585 |
schorseneer |
schorseneer:
schorsenieër (L211p Leunen)
|
schorseneer
I-7
|
18283 |
schort zonder borststuk |
lage scholk:
lieëge schòllek (L211p Leunen)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
26270 |
schorten |
loslopen:
lǫslōpǝ (L211p Leunen),
uitlichten:
ytlextǝ (L211p Leunen)
|
Een deel van de molen buiten werking stellen bij te weinig windkracht. [N O, 13d]
II-3
|
21367 |
schot |
schot:
scheut (L211p Leunen)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|