19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
Och dat schòttelslet, da mikt zó mennig ki‰ndje net:Voordat de kinderen naar school gingen, werd dikwijls nog even met een \"vaatdoek\"door het gezicht gewreven, om het ergste vuil eraf te vegen
schòttelslet (L211p Leunen)
|
vaatdoek
III-2-1
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
ǝn nǭlt vē̜mǝ (L211p Leunen)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
ons vader:
òs vader (L211p Leunen),
òz’ vader (L211p Leunen),
onze vader:
òzze vader (L211p Leunen),
oude:
âlde (L211p Leunen),
oudeheer:
âldenhieër (L211p Leunen),
pa:
pa (L211p Leunen),
pap:
pap (L211p Leunen),
vad:
vád (L211p Leunen),
vát (L211p Leunen),
vader:
vader (L211p Leunen, ...
L211p Leunen,
L211p Leunen)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader (minderwaardig) || vader (onze -) || vader (oude heer) || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (L211p Leunen)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
valgordijn:
valgerdien (L211p Leunen),
valgordien (L211p Leunen)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
valle (L211p Leunen)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
30138 |
vallende tand |
vallende tand:
valǝndǝ tant (L211p Leunen)
|
k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.]
II-9
|
19051 |
vals |
vals:
valsch (L211p Leunen)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
29982 |
valsteiger |
valsteiger:
val[steiger] (L211p Leunen)
|
Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.]
II-9
|
26203 |
van bussel-wiek |
stroomlijnwieksysteem van bussel:
stroomlijnwieksysteem van bussel (L211p Leunen)
|
Wiek die voorzien is van een stroomlijnbekleding volgens het systeem van Van Bussel. Daarbij zijn op de plaats van het voorhek enige kleine spanten aangebracht waarop een bekleding van plaatijzer of aluminium is bevestigd. Het systeem wordt gebruikt in combinatie met zeilen. [N O, 6d]
II-3
|