29897 |
vorstpan |
vorstpan:
vorstpan (L211p Leunen),
vǫrstpan (L211p Leunen)
|
Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8]
II-8
|
25104 |
vorstvrij |
vorstvrij:
vaorstvreej (L211p Leunen),
vaorsvreej (L211p Leunen)
|
beschermd tegen temperaturen onder de 0 graden
III-4-4
|
18279 |
vouw |
vouw:
vaje (L211p Leunen),
vouw (L211p Leunen)
|
vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
17923 |
vouwen |
vouwen:
vaje (L211p Leunen),
vouwe (L211p Leunen)
|
vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
21397 |
vragen |
vragen:
vroage (L211p Leunen)
|
vragen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde man:
enne vrimde man (L211p Leunen)
|
vreemde [een ~ man] [SGV (1914)]
III-3-1
|
19341 |
vreugde |
vreugde:
vreugde (L211p Leunen)
|
vreugde [SGV (1914)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
vriend:
enne trouwe vriend (L211p Leunen),
vriend (L211p Leunen)
|
trouwe [een ~ vriend] [SGV (1914)] || vriend [SGV (1914)]
III-3-1
|
25203 |
vriesweer |
vriesweer:
vriēswaer (L211p Leunen)
|
vriesweer
III-4-4
|