33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bos (L211p Leunen)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
20223 |
buurman |
buurman:
buurman (L211p Leunen)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
buurt:
buurt (L211p Leunen)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
buurten:
buurten (L211p Leunen)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20865 |
cacao |
cacao:
kekaow (L211p Leunen, ...
L211p Leunen)
|
cacao || chocoladepoeder
III-2-3
|
24604 |
canadapopulier |
canadas:
canadese populier
kánnadas (L211p Leunen)
|
populier, soort
III-4-3
|
19671 |
canapé, sofa |
canapè:
kánnepeej (L211p Leunen)
|
canapé
III-2-1
|
33749 |
castreren |
snijden:
(de stier is) gǝsnēi̯ǝ (L211p Leunen),
snēi̯ǝ (L211p Leunen)
|
Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-12
|
28448 |
cel |
cel:
cel (L211p Leunen)
|
Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56]
II-6
|
29999 |
cementmortel |
metselspijs:
mɛtsǝl[spijs] (L211p Leunen)
|
Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.]
II-9
|