e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fatsoenlijk fatsoenlijk: fe(t)soenlek (Leunen) fatsoenlijk III-1-4
fauteuil fauteuil: Dizze fetöj is òpperneejt ovvertrokke  fetöj (Leunen) fauteuil III-2-1
fazant fazant: fezânt (Leunen) fazant III-4-1
fineren fineren: fǝniǝrǝ (Leunen) Een meubelstuk met fineerhout beplakken. [N 56, 20a; monogr.] II-12
flikflooien femelen: femele (Leunen), fledderen: zie Schuermans, p. 126, s.v. fledderen ook flodderen (fleiren, fleren) = strelen, vleien  fleddere (Leunen), flikflooien: flikflŏŏeje (Leunen), schmeigeln (du.): cf. Weijnen Etymologisch Dialectwoordenboek, p. 185 s.v. "smeigelen"= vleien, mooi praten. Uit Hgd. s.v. "schmeicheln  smejchele (Leunen) aanhalig doen, vleien, lief doen || flikflooien [SGV (1914)] || vleien, flemen, naar de mond praten III-1-4
fluim fluim: fluum (Leunen) fluim [SGV (1914)] III-1-2
fluisteren fluisteren: flüstere (Leunen), smiesperen: vgl. Van Dale: smiespelen, fluisteren, smoezelen.  smiespere (Leunen) fluisteren [DC 16 (1948)] III-3-1
fokwiek fauëlwiek: fauëlwiek (Leunen) Wiek die voorzien is van een stroomlijnbekleding volgens het systeem van ir. P.L. Fauël. Het systeem is geïnspireerd op de fok van een zeilschip, het kleine driehoekige zeil vōōr de mast. Het vōōrhek is gebogen en zodanig aan de roede bevestigd dat er een spleet overblijft waardoor een gedeelte van de windstroom kan passeren. Het systeem wordt gebruikt in combinatie met zeilen. Zie afb. 42. [N O, 6d] II-3
fopspeen fiep: fiep (Leunen), tut: tut (Leunen) fopspeen III-2-2
forsgebouwde koe zware koe: zwǭr kuu̯ (Leunen) [N 3A, 141a] I-11