| 18784 |
franje |
franje:
franje (L211p Leunen),
franjǝ (L211p Leunen)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
| 31875 |
freesmachine |
frees:
frē̜s (L211p Leunen)
|
Machine, bestaande uit een metalen frame waarop een verticale as is aangebracht die voorzien is van een aantal beiteltjes. Met de freesmachine kunnen inkervingen in het hout worden aangebracht. Ze wordt ook gebruikt om bepaalde profielen in het hout aan te brengen en is dan vaak de vervanger van de profielschaven. Zie ook afb. 56. [N 53, 86a; monogr.]
II-12
|
| 20586 |
fruit bewaren |
muiken:
fruit zacht laten worden
mòjike (L211p Leunen)
|
fruit bewaren; Kent u een werkwoord muiken, meuken, muken, moeken? Zo ja wat betekent het? Hoe spreekt men het uit? [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
| 20494 |
fruit eten |
groezen:
vroeger, as de bòwáppel riep wòn, zate de meense duk òp de gro‰s te gro‰ze
groēze (L211p Leunen)
|
het ter plaatse eten van vers geplukt fruit
III-2-3
|
| 33529 |
fruit, ooft |
ooft:
oeëft (L211p Leunen)
|
ooft, fruit
I-7
|
| 33530 |
fruit, slechte kwaliteit |
kneuzel:
kneuzel(ke) (L211p Leunen)
|
vrucht, verschrompelde —
I-7
|
| 32558 |
fruitmand |
aardsbeziënmandje:
ɛrts˱bēzǝmē̜ntjǝ (L211p Leunen)
|
Algemene benaming voor een mand of korf voor het bewaren en/of vervoeren van fruit. Het woordtype flats, dat door respondenten uit Haspengouw werd opgegeven, is -in het enkelvoud- eigenlijk een benaming voor een, vaak vierhoekige, exportmand. In het Tongers woordenboek (pag. 152) wordt de flat omschreven als een ronde korf met onder en boven een doorsnede van 30 cm en een hoogte van 15 √† 20 cm; de korf wordt gebruikt om er kersen en pruimen in te bewaren. Kennelijk wordt de vorm met eind -s in sommige plaatsen in Haspengouw ook voor het enkelvoud gebruikt. Vgl. het Sint-Truidens woordenboek s.v. flats, ø̄ronde fruitkorfø̄. [N 40, 96; N 40, 97; N 40, 107; monogr.]
II-12
|
| 19727 |
fuchsia |
bellenboompje:
bellebömke (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
fuchsia:
fuksia (L211p Leunen)
|
fuchsia
III-2-1
|
| 22851 |
fuik |
fuik:
fuuk (L211p Leunen)
|
fuik [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 30056 |
fundament |
fondament:
fǫndamɛnt (L211p Leunen)
|
De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.]
II-9
|