18945 |
gemeen |
gemeen:
gemaen (L211p Leunen),
met lengteteken op de a
gemän (L211p Leunen)
|
gemeen [SGV (1914)] || gemeen, laag, slecht
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
met lengteteken op de a
gemänte (L211p Leunen)
|
gemeente [SGV (1914)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
loeder:
mar.: of "loeder"?; "loeter"is niet in bovenstaande betekenis terug te vinden, wel in bet. van: dommerik, lummel (VD en WNT). Zie echter in WBD III, 1.4 wel het gebruik van "loeter"in bovenstaande bet.
lōēter (L211p Leunen)
|
kwade vrouw
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachtplaats:
pāxtplats (L211p Leunen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
geramte (L211p Leunen)
|
geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
klaar:
klaor (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
kloar (L211p Leunen),
vaardig:
verreg (L211p Leunen)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)] || klaar, gereed || klaar, gereed, afgewerkt
III-1-4
|
25468 |
gereedschap waarmee men de darmen schoonmaakt |
plankje:
plɛŋkskǝ (L211p Leunen)
|
Behalve de voorafgenoemde gereedschappen ''mes'', ''lepel'', ''balein'' en ''(haar)speld'' (zie de desbetreffende lemmata) gebruikt men nog verschillende andere middelen om de darmen schoon te maken. In ieder geval moeten de voorwerpen bot zijn, omdat een scherp gereedschap de darm gemakkelijk zal beschadigen. [N 28, 118]
II-1
|
20912 |
gerookt spek |
schinkenspek:
schaenkespek (L211p Leunen)
|
gerookte mager (doorregen) spek
III-2-3
|
20583 |
gerookte paling |
aal:
ōͅl (L211p Leunen, ...
L211p Leunen),
paling:
Ennen aol is genne paoling: Het mindere mag men niet als meerdere aanprijzen
paoling (L211p Leunen)
|
paling
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
garst (L211p Leunen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|