21321 |
getuigen |
getuigen:
getuge (L211p Leunen)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
gevaorlek (L211p Leunen)
|
gevaarlijk
III-1-4
|
21322 |
gevangenis |
gevangenis:
gevangenis (L211p Leunen)
|
gevangenis [SGV (1914)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
Enne schönne gevel hit ok plekke: er is niets volmaakt
gevel (L211p Leunen)
|
gevel, voorkant van een huis
III-2-1
|
17808 |
geven |
geven:
gève (L211p Leunen)
|
geven [SGV (1914)]
III-1-2
|
19146 |
gevoelig |
gevoelig:
gevuleg (L211p Leunen)
|
gevoelig
III-1-4
|
17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
gevulig (L211p Leunen)
|
gevoelig [SGV (1914)]
III-1-1
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (L211p Leunen)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwø̜lǝf (L211p Leunen),
gewelfsel:
gǝwølǝfsǝl (L211p Leunen),
verwelf:
vǝrwølǝf (L211p Leunen)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spøri (L211p Leunen)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|