20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
drö:egworst (L324a Leveroy)
|
droogworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
24984 |
damp, stoom |
zwaam:
swaam (L324a Leveroy)
|
damp van kokend water [DC 28 (1956)]
III-4-4
|
17702 |
darm |
darm:
derm (L324a Leveroy)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
21416 |
de hort op? |
op tjak:
tjak (L324a Leveroy)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
19785 |
de was invochten |
insprinken:
insprinke (L324a Leveroy)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
20332 |
dochter |
dochter:
dochter (L324a Leveroy, ...
L324a Leveroy),
maagdje:
mègdje (L324a Leveroy),
mègdjə (L324a Leveroy),
meidje:
mèdje (L324a Leveroy)
|
(dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
dònkel (L324a Leveroy),
duister:
duuster (L324a Leveroy)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)]
III-4-4
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
duod (L324a Leveroy)
|
dood (bijv.) [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20438 |
doodskleed |
doodskleed:
doeëdskleid (L324a Leveroy),
doodskleed (L324a Leveroy)
|
doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)]
III-2-2
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
rondknoeien:
rondjkneëje (L324a Leveroy),
waden:
waaje (L324a Leveroy)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|