33970 |
schoftriem |
schouderband:
šou̯ǝrbanjtj (L434p Limbricht)
|
Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53]
I-10
|
33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāl (L434p Limbricht)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
17964 |
schokschouderen |
schokschouderen:
sjoksjouwere (L434p Limbricht)
|
schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22371 |
schommel |
schokkel:
sjokkel (L434p Limbricht, ...
L434p Limbricht)
|
Hoe noemt men het hier afgebeelde kinderspeelgoed, bestaande uit een touw dat, aan een balk of een boom tak gebonden, in een bocht naar beneden hangt, waarin kinderen graag heen en weer zweven? [DC 19 (1951)] || Soms is in de bocht van het touw een plankje of een bak bevestigd, waarop of waarin het kind zit. Noemt men deze vorm van het speelgoed misschien met een andere naam als de onder a getekende? [DC 19 (1951)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
šu.əl (L434p Limbricht)
|
school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣo.lkɛjnər (L434p Limbricht)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
20354 |
schoondochter |
schoondochter:
schoondochter (L434p Limbricht)
|
schoondochter [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
schoonmooder (L434p Limbricht)
|
schoonmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20351 |
schoonouders |
schoonouders:
schoonauwesch (L434p Limbricht)
|
schoonouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20150 |
schoonvader |
schoonvader:
schoonvader (L434p Limbricht)
|
schoonvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|