21660 |
verhogen |
opslaan:
opsjlaon (L434p Limbricht)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34171 |
verkeerd liggen |
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (L434p Limbricht)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrīi̯ə (L434p Limbricht)
|
vrijen [DC 38 (1964)]
III-2-2
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
sjtief van de kaauw (L434p Limbricht)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich bèn verkaut (L434p Limbricht)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
verfoetelen:
verfoetele (L434p Limbricht),
versjachelen:
versjachele (L434p Limbricht)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
aftrekken:
van de pries aaftrékke (L434p Limbricht)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
beschaamd:
besjaemt (L434p Limbricht),
bleu:
bleu (L434p Limbricht),
verlegen:
verlaege (L434p Limbricht)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verleize (L434p Limbricht, ...
L434p Limbricht)
|
verliezen [DC 38 (1964)]
III-3-1, III-3-2
|
34233 |
verse koe |
verse koe:
vēšǝ kǫu̯ (L434p Limbricht)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|