20332 |
dochter |
dochter:
dochter (L434p Limbricht, ...
L434p Limbricht),
meidje:
maedje (L434p Limbricht)
|
(dochter;) Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || dochter [DC 03 (1934)] || dochter; (Hoe wordt de dochter door de ouders aangesproken, als zij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18252 |
doek |
doek:
hae vrif zien sjoon op mit einen douk (L434p Limbricht)
|
Doek. Hij wreef z’n schoenen op met ’n doek. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
gool (L434p Limbricht)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kieper (L434p Limbricht)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
gool (L434p Limbricht)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
21290 |
doen vechten |
achtereenzetten:
... zatə gansə waelt axtərɛ.in (L434p Limbricht)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
hoorn:
haore (L434p Limbricht)
|
duif, mannetje [ZND 18 (1935)]
III-4-1
|
34648 |
dogkar |
dogkar:
doq˱kar (L434p Limbricht)
|
Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.]
I-13
|
25120 |
donderen |
hommelen:
hômmele (L434p Limbricht)
|
donderen [hommelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
hommelkoppen:
hômmelköp (L434p Limbricht)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|