e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijne hagel fijne hagel: fiene hagel (Limbricht) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
filter in de melkzeef doek: dōk (Limbricht), zijtje: zīkǝ (Limbricht) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11
flaphoed loesjhoed: lósjhoud (Limbricht) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3
flink; flinke persoon flink: flink (Limbricht) flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)] III-1-4
fluim fluim: fluum (Limbricht) fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluisteren mommelen: Van Dale: mommelen, 1. binnensmonds spreken, mompelen. Vgl. mummelen.  moemele (Limbricht) fluisteren [DC 16 (1948)] III-3-1
fuchsia bellenboompje: -  bellen buimke (Limbricht) fuchsia [DC 57 (1982)] III-2-1
fuut duikeendje: doekaentje (Limbricht) fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)] III-4-1
gaan gaan: gaon (Limbricht) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaatje voor de schoenveter rijglok: rielaoker (Limbricht) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3