24993 |
spatten |
spatten:
sjpatte (Q104a Limmel)
|
spatten [SGV (1914)]
III-4-4
|
30561 |
speciebord |
plekplank:
plɛkplāŋk (Q104a Limmel)
|
Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.]
II-9
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
sjpeije (Q104a Limmel)
|
spuwen [SGV (1914)]
III-1-1
|
19340 |
speels, dartel |
wild:
wild (Q104a Limmel)
|
speelsch (dartel) [SGV (1914)]
III-1-4
|
20630 |
spek |
spek:
sjpek (Q104a Limmel)
|
spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
sjpeel (Q104a Limmel)
|
spel [SGV (1914)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
špaŋ (Q104a Limmel)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
spangen:
špaŋǝ (Q104a Limmel)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
sjpeele (Q104a Limmel)
|
spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
sjiegel (Q104a Limmel)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|