18944 |
karakter (aard) |
karakter:
karakter (Q104a Limmel, ...
Q104a Limmel)
|
aard (karakter) [SGV (1914)] || karakter [SGV (1914)]
III-1-4
|
34249 |
karnen |
draaien:
draaien (Q104a Limmel)
|
Het op en neer bewegen van de vetdeeltjes in de melk of room, zodat deze zich aan elkaar hechten en op die manier boter vormen. Boter maken. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [S 17; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; L 27, 68; A 7, 23; A 28, 7; Ge 22, 8; Vld.; monogr.; add. uit N 12; A 16; S]
I-11
|
24333 |
karper |
karp:
kĕrp (Q104a Limmel)
|
karper [SGV (1914)]
III-4-2
|
19695 |
kast |
kast:
kas (Q104a Limmel)
|
kast [SGV (1914)]
III-2-1
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
katteliek (Q104a Limmel)
|
katholiek [SGV (1914)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katūn (Q104a Limmel)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
17628 |
keel, strot |
strot:
sjtroot (Q104a Limmel)
|
strot [SGV (1914)]
III-1-1
|
19053 |
kennen |
kennen:
kinne (Q104a Limmel)
|
kennen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21283 |
kerel |
kerel:
kêrel (Q104a Limmel)
|
kerel [SGV (1914)]
III-3-1
|