17975 |
ziek |
ziek:
zik (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout)
|
ziek [ZND 46 (1946)] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
17976 |
zieke |
zieke:
sikke (P046p Linkhout)
|
De zieke is vandaag een beetje (een weinig) beter [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
dei ziekte es enhaulig (P046p Linkhout)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
krimpen:
krimpə (P046p Linkhout),
loeren:
ong. loeren (P046p Linkhout),
zien:
ong. zien (P046p Linkhout),
zeen (P046p Linkhout),
zein (P046p Linkhout)
|
Jan heeft een dikke stok op de weg zien liggen. [ZND 46 (1946)] || kijken [ZND m] || zien [RND]
III-1-1
|
17644 |
zijde |
zij:
zēͅə (P046p Linkhout)
|
zijde [ZND m]
III-1-1
|
20937 |
zijde spek |
zij:
zēͅ (P046p Linkhout)
|
zijde spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
18680 |
zijden omslagdoek |
zijden neusdoek:
zēͅjə nəzeŋ (P046p Linkhout)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34580 |
zijladder |
leer:
līr (P046p Linkhout)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
18360 |
zijspleet in de overrok |
tas:
teͅs (P046p Linkhout)
|
zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
27824 |
zijwand |
sponnen:
spǫnǝ (P046p Linkhout)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|