17780 |
hart |
hart:
haet (P046p Linkhout),
hat (P046p Linkhout),
het (P046p Linkhout),
heͅt (P046p Linkhout)
|
Dat woord kwam uit zijn hart. [ZND 04 (1924)] || hart [RND], [ZND m] || Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a]
I-11, III-1-1
|
21497 |
hartelijk |
goed:
ze hemmen ans goet ontvangen (P046p Linkhout)
|
Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hā.vǝr (P046p Linkhout)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33070 |
haverhok |
stuik:
stuik (P046p Linkhout)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverbak:
[haver]bak (P046p Linkhout),
haverkist:
[haver]kist (P046p Linkhout)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
21285 |
heer |
heer:
hi.ər (P046p Linkhout)
|
heer [RND]
III-3-1
|
18015 |
hees, schor |
hees:
hīs (P046p Linkhout)
|
hees [ZND m]
III-1-2
|
20129 |
heet, hitsig |
heet:
hīt (P046p Linkhout)
|
heet, hitsig [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
23268 |
heilige, zalige |
heilige:
nen heilige (P046p Linkhout)
|
Heilige. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
33724 |
heizeis |
vlagzeissem:
flagzē̜sǝm (P046p Linkhout)
|
Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis één handvat. [JG 1a, 1b]
I-8
|