e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

Gevonden: 2305
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoge rijgschoen bottine: boͅtenə (Linkhout) rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3
hoge schoen met elastieken tussenstukken mocassin (fr.): moͅkaseͅns (Linkhout) schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)] III-1-3
homp, brok, klont klok: klokke (Linkhout) kluit [ZND 28 (1938)] III-4-4
hond hond: hond (Linkhout), hoͅnt (Linkhout, ... ) hond [Goossens 1b], [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] III-2-1
hondenhok hondskot: hoͅntskoͅt (Linkhout) hondenhok [ZND 38 (1942)] III-2-1
honing honing: hõneŋ (Linkhout), hōǝniŋ (Linkhout) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6
honingpers pres: prɛs (Linkhout) Apparaat waarmee de gevulde honingraten geperst worden om zo de honing te oogsten. De honingpers was al in gebruik bij de korfteelt. Men kent verschillende vormen vervaardigd van onder meer eike- of beukehout. Een honingpers is voorzien van een kuip waarin de geperste honing opgevangen wordt. Verder is er een hendel en een schroef waarmee men het persblok vastdraait op de zak met ruwe honing. [N 63, 122a; JG 1a+1b; JG 2b-5; N 63, 122c; monogr.] II-6
hoofdbalken van de eg [eg]balken: [eg]˱bálǝkǝ (Linkhout) De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.] I-2
hoofddoek doek: duk (Linkhout), kopdoek: kǫp˱dok (Linkhout), kopdoekje: kopdəkskə (Linkhout), neusdoekje: nøzǝkske (Linkhout) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] I-4, III-1-3
hoofdkaas kop: koͅp (Linkhout) hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] III-2-3