17617 |
lip |
lip:
lup (L376p Linne),
løp (L376p Linne)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
littenij (L376p Linne)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
litteiken (L376p Linne)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
23311 |
lof |
lof:
lof (L376p Linne),
ət loͅf (L376p Linne)
|
het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25217 |
luchtx |
lucht:
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
loch (L376p Linne)
|
lucht [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
zwegeltje:
shwēgelke (L376p Linne)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)]
III-2-1
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luuj (L376p Linne),
mensen:
minsən (L376p Linne)
|
lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND]
III-3-1
|
23217 |
luiden |
luiden:
loeije (L376p Linne)
|
Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
loeijt (L376p Linne)
|
De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23452 |
luiportaal |
onder de toren:
onger de toren (L376p Linne)
|
Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|