e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P047p plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorboor voorboor: vø̜jrbǫwr (Loksbergen) Soort avegaar waarvan de lepel lang en smal is en enigszins spits toeloopt. De voorboor wordt gebruikt om de eerste, smalle opening te boren in de richting van de teen van de klomp. Op de schacht van de boor zijn markeringen aangebracht die aangeven tot hoever de klompenmaker in de verschillende modellen klompen naar voren kan boren. Zie ook afb. 242. [N 97, 76; A 29a, 7c; A 32, 8b] II-12
voorboren voorboren: vø̜jrbǫwrǝ (Loksbergen) Met behulp van de voorboor de eerste, smalle opening boren in de richting van de teen van de klomp. Het voorboren gebeurt na het uitdoppen. [N 97, 77] II-12
voorde, doorwaadbare plaats schouw: schàà (Loksbergen), voordje: vóirkə (Loksbergen) de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)] III-4-4
voorgeborchte voorgeborchte: vuirgəborchtə (Loksbergen) Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)] III-3-3
voorgeborchte van de biechtstoel trede: trēͅ (Loksbergen) Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)] III-3-3
voorhamer voorhamel: vø̜jrhāmǝl (Loksbergen) Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.] II-11
voorhoofd voorhoofd: de oaren van ze veurhuut (Loksbergen), vuirhūūjət (Loksbergen) de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] III-1-1
voorhuid helm: helm (Loksbergen), nekvel: nekvel (Loksbergen), vel: vel (Loksbergen) voorhuid van de penis [N 10c (1995)] III-1-1
voorijzer voorste hoefijzer: vøstǝ huf˱ē̜jǝzǝr (Loksbergen) Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.] II-11
voorknie knie: knī (Loksbergen) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9