21842 |
(blijven) plakken |
(blijven) hangen:
hángə (P047p Loksbergen),
(blijven) plekken:
plèkə (P047p Loksbergen)
|
lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18809 |
(iets) bevinden |
visiteren:
visəntijrə (P047p Loksbergen)
|
vaststellen als resultaat van een waarneming of onderzoek [bevinden, keuren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19086 |
(iets) zich niet aantrekken |
niet aantrekken:
ge moet oech da nie entrekke (P047p Loksbergen)
|
Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
22494 |
(overige) kaartspelen |
kappen:
kappe (P047p Loksbergen),
steken:
steke (P047p Loksbergen),
zetter:
zetter (P047p Loksbergen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22095 |
<naam> |
feestdag:
fiejestag (P047p Loksbergen),
fiestdag viere (P047p Loksbergen),
feestdag vieren:
fiestdag viere (P047p Loksbergen)
|
Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)] || Hoe heet: het naamfeest van iemand vieren? [ZND 32 (1939)], [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavekje:
De oudste mensen van het dorp (85j.) kennen het woord nog. Het is een kledingstuk voor de vrouwen (een kort jasje, een soort).
kazəvekskə (P047p Loksbergen)
|
Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
31697 |
aaks |
bijl:
bęjl (P047p Loksbergen)
|
Zware bijl met lange steel die wordt gebruikt om bomen te vellen. [N 50, 10b; N 75, 114d; L 32, 46; monogr.]
II-12
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
ḁlmus (P047p Loksbergen),
àlmōēs (P047p Loksbergen),
⁄n almoes (P047p Loksbergen)
|
aalmoes [ZND 32 (1939)] || de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
almōēzənier (P047p Loksbergen)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31252 |
aambeeld |
aanbeeld:
ambęlt (P047p Loksbergen),
ōmbęlt (P047p Loksbergen),
ǫ ̝nbęlt (P047p Loksbergen)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|